Specialistische tests

Wil je precies weten hoe het staat met jouw gehoor, dan moeten er specialistische hoortests worden afgenomen door professioneel opgeleide deskundigen. Voor kinderen zijn er over het algemeen dezelfde soorten tests als voor volwassenen. Wel wordt bij een aantal tests een aangepaste, speelsere manier van testen gebruikt.

Voor sommige specialistische hoortests kun je terecht bij een audicien of kno-arts. Andere hoortests kunnen alleen worden uitgevoerd bij een audiologisch centrum.

Vele soorten

Het nauwkeurig doormeten van jouw gehoor door een specialist wordt audiometrie genoemd. De meest gebruikte tests zijn het toonaudiogram en het spraakaudiogram. Dit zijn basistests die inzicht geven in de mate waarin je kunt horen en verstaan.

De spraak in ruis-tests maken duidelijk in hoeverre je spraak kunt verstaan bij achtergrondlawaai. Verder kan een luidheidsmeting of een richtinghorentest wenselijk zijn om de mate van jouw gehoorverlies te bepalen.
Tijdens het proberen van een hoortoestel, kan de audicien een vrije veldmeting spraakverstaan en een Insertion Gain houden. Deze laatste wordt ook wel Real Ear Measurement genoemd houden. Met de gegevens uit deze tests kan de audicien het hoortoestel optimaal instellen.

Speciaal voor (zeer) jonge kinderen is er observatie-audiometrie en vrije veldmeting toondrempel.

Daarnaast kan speciaal onderzoek nodig zijn om de oorzaak van jouw gehoorverlies te vinden. Er bestaan verschillende soorten specialistisch onderzoek: otoscopie, tympanometrie, OAE en BERA.

Wil je een algemene uitleg per test? Hieronder staan ze op alfabetische volgorde.
Wil je weten welke hoortests jouw audicien kan doen? Kijk bij Zoek & kies audiciens.
Wil je meer achtergrondinformatie, dan kun je ook kijken op de site voor audiologen: Audiologieboek

 

BERA-hoortest

BERA (Brainstem Evoked Response Audiometry) of BEAP (Brainstem Auditory Evoked Potentials)-onderzoek meet de zenuwactiviteit als reactie op geluid. Deze test geeft informatie over het functioneren van het slakkenhuis en de gehoorzenuw. BERA wordt ook wel hersenstamaudiometrie genoemd. Een andere term is Auditory Brainstem Response ABR.

Met de BERA-hoortest kan de hoordrempel voor de hoge tonen worden vastgesteld. Ook kunnen eventuele stoornissen van de gehoorzenuw worden opgespoord. BERA is geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar.

Een BERA-test wordt afgenomen door het audiologisch centrum of de kno-arts. Voor de test worden drie of vier elektrodes op je (voor)hoofd en achter je oren geplakt. Vervolgens hoor je via een koptelefoon geluid. Via de elektroden wordt de zenuwactiviteit als reactie op het geluid bepaald.

De test duurt ongeveer een half uur. Tijdens de test moet je zo rustig mogelijk blijven liggen. Voor (jonge) kinderen is dit vaak moeilijk. Daarom worden zij meestal getest onder lichte narcose. Baby’s tot zes maanden kunnen vaak tijdens hun slaap worden getest.

Meer informatie: RIVM info gehoorscreening bij pasgeborenen

Insertion Gain/Real Ear Measurement

Bij Insertion Gain/Real Ear Measurement (REM) worden frequentie-eigenschappen gemeten van de gehoorgang en van de situatie waarbij je jouw hoortoestel draagt. Per frequentie wordt achterhaald in welke mate een hoortoestel versterking geeft. Er wordt als het ware een beetje in jouw oor ‘meegeluisterd’.

Op basis van het toonaudiogram en een rekenregel wordt een adviescurve bepaald. De waarden die worden gemeten als je jouw hoortoestel draagt, moeten zo dicht mogelijk bij de adviescurve uitkomen.

Voorafgaand aan de eigenlijke meting wordt de versterking van jouw gehoorgang zelf bepaald, het zogenoemde ‘orgelpijp-effect’. Dit gebeurt via een dun slangetje dat met een microfoontje is verbonden. Vervolgens wordt jouw hoortoestel met het oorstukje op zijn plaats gebracht, waarbij het slangetje in je oor blijft. Via het slangetje vindt een tweede meting plaats. Je hoort hierbij een wat blubberend geluid dat binnen een paar seconden in toonhoogte oploopt of juist afloopt.

Let op! Insertion Gain of Real Ear Measurement is een interessant hulpmiddel om te bepalen of jouw hoortoestel optimaal is afgesteld. De praktijk leert echter dat de afstelling van je hoortoestel niet uitsluitend mag worden gebaseerd op Insertion Gain of Real Ear Measurement. Niet alleen de mate waarin je geluiden kunt waarnemen zijn bepalend, het gaat er ook om of je geluiden als prettig ervaart en hoe goed je kunt spraakverstaan.

Luidheidsmeting

De luidheidsmeting kan worden verricht in aanvulling op het toonaudiogram en het spraakaudiogram. Het toonaudiogram geeft aan wat jouw gehoordrempel is: welke geluiden kun je nog net horen? Een luidheidsmeting geeft inzicht in de luidheidsopbouw van jouw gehoor boven de gehoordrempel: wanneer ervaar je een geluid als zacht, normaal, hard en erg hard? Deze informatie kan nuttig zijn bij het juist afstellen van sommige typen hoortoestellen, die zachte geluiden meer versterken dan harde.

Bij de luidheidstest krijgt je een koptelefoon op of een oordopje in. Vervolgens hoor je geluidjes van verschillende luidheid en toonhoogte. Na elk geluidje geef je met knoppen of met woorden aan hoe je dit hebt ervaren: niet hoorbaar, erg zacht, zacht, normaal, hard of erg hard. Jouw antwoorden worden ingevoerd in een computer. Het resultaat is een grafiek met een curve die aangeeft hoe je geluid ervaart. De uitkomst kan bijvoorbeeld zijn dat je ongevoelig bent voor zachte geluiden en/of overgevoelig voor harde geluiden. Deze informatie is belangrijk voor het kiezen van het juiste type hoortoestel – en het juist afstellen daarvan.

Let op! De luidheidsmeting wordt niet meer zo veel gebruikt. Onderzoek toont aan dat de ‘normale’ luidheidscurve niet voor iedereen gelijk is. Dit maakt het resultaat van een luidheidsmeting minder bruikbaar. Doordat er geen basiscurve is en doordat jouw ‘persoonlijke luidheidscurve’ niet bekend is, kan niet volledig worden vastgesteld in hoeverre zachte en harde geluiden moeten worden versterkt om jouw luidheidservaring normaal te laten zijn.

OAE-hoortest

De OAE-hoortest meet de activiteit van de haarcellen in het oor (slakkenhuis). OAE staat voor Oto-Akoestische Emissies. Dit is het verschijnsel waarbij het oor zelf een geluidssignaal produceert als reactie op een kort klikgeluid. Als jouw oren oto-akoestische emissies produceren, kan er hoogstens sprake zijn van licht gehoorverlies.

OAE is zowel geschikt voor volwassenen als voor kinderen. Voor kinderen is de OAE-hoortest vooral waardevol als andere tests niet goed bruikbaar zijn of als het kind vanwege o.a. vertraagde ontwikkeling niet in staat is met een bepaalde actie te reageren op geluid (bijvoorbeeld blokjes verplaatsen als het geluid hoort).
Ook de neonatale gehoorscreening zoals die op dit moment op de meeste consultatiebureaus wordt uitgevoerd, is gebaseerd op OAE. De screening bestaat uit drie meetmomenten. Twee maal een OAE bij het consultatiebureau en eenmaal een Automated Auditory Brainstem Response ofwel aABR. Zodra uit een test blijkt dat het gehoor goed is, worden de volgende testmomenten achterwege gelaten. Is uiteindelijk de aABR niet goed, dan kan verwezen worden om een BERA/ABR te laten uitvoeren.

Soms wordt de OAE-hoortest uitgevoerd als aanvulling op observatie-audiometrie.

Een OAE-hoortest wordt uitgevoerd door het consultatiebureau, het audiologisch centrum of de kno-arts. Tijdens de test hoor je korte geluidjes via speciale oordopjes. De reactie van jouw oor hierop wordt gemeten met speciale apparatuur. Jij of jouw kind hoeft zelf niets te doen, behalve rustig blijven zitten en zo stil mogelijk zijn.

Meer informatie: RIVM info gehoorscreening bij pasgeborenen »

Observatie-audiometrie

Observatie-audiometrie is een test voor baby’s van 0 tot 6 maanden. De test meet gedragsreacties van jouw baby op geluid om vast te stellen wat jouw baby wel en niet hoort.

Tijdens de test laat een medewerker van het audiologisch centrum verschillende geluiden horen. Een andere medewerker observeert de reacties van de baby op deze geluiden. Die reacties zijn vaak subtiel: knipperen met de oogjes, lichaamsbewegingen of kleine verschillen in ademhaling. Vervolgens worden de geluidsniveaus waarop jouw baby reageert vergeleken met die van leeftijdsgenootjes. Overigens is het resultaat van de test niet altijd betrouwbaar. Dit is bijvoorbeeld het geval als jouw baby tijdens de test ‘gewend’ raakt aan de aangeboden geluiden en vervolgens een minder duidelijke reactie of geen reactie meer laat zien.
In aanvulling op deze test wordt soms een OAE-hoortest uitgevoerd.

Meer informatie: RIVM info gehoorscreening bij pasgeborenen »

Otoscopie

Otoscopie is een grondig onderzoek van de gehoorgang en trommelvlies. Met otoscopie kan de kno-arts nagaan of hier een oorzaak voor jouw gehoorklachten te vinden is. Bijvoorbeeld te veel oorsmeer of een gescheurd trommelvlies.

Otoscopie wordt uitgevoerd door de kno-arts. Bij het onderzoek kijkt de arts met een oortrechter in het oor. Otoscopie is geschikt voor kinderen en volwassenen.

Let op! Soms voert de audicien een globale inspectie van de gehoorgang en trommelvlies uit met een oorspiegel. Dit heet otoscreening.

Richtinghorentest

Een richtinghorentest maakt duidelijk in hoeverre je kunt bepalen waar een geluid vandaan komt. Dat lukt alleen als beide oren (met een hoortoestel) nagenoeg even goed functioneren. Daarom kan deze test ook worden gebruikt bij de evaluatie van de hoortoestelaanpassing. Een meting richtinghoren is geschikt voor kinderen vanaf circa 6 jaar.

Tijdens de test krijgt je geluiden te horen via diverse luidsprekers die om je heen zijn geplaatst. Je moet steeds aangeven uit welke richting (luidspreker) het geluid afkomstig is.

Spraak in ruis-test

Met deze test kan worden onderzocht in hoeverre je spraak kunt verstaan als er andere geluiden op de achtergrond zijn. De tests worden bijvoorbeeld gebruikt voor mensen die een nauwelijks afwijkend toonaudiogram hebben, maar die gesproken taal toch slecht kunnen verstaan als er rumoer is. Spraak in ruis-tests worden soms ook gebruikt om het resultaat van hoortoestellen te evalueren. De tests geven inzicht in de spraakdrempel: ze maken duidelijk hoe luid de spraak moet zijn ten opzichte van de ruis, om alles goed te kunnen verstaan.

Er zijn verschillende testmethodes. Een bekende methode is de Plomp-test. Deze is in 1979 ontwikkeld door de professoren Plomp en Mimpen van TNO.

Via een koptelefoon of luidspreker krijg je zinnen te horen en tegelijkertijd klinkt er ‘spraakruis’ (geroezemoes van een groot aantal mensen). Je moet deze zinnen nazeggen. De luidheid waarmee de zinnen worden aangeboden, wordt steeds afgestemd op wat je wel en niet goed kunt verstaan. Zo wordt een signaal-ruisverhouding gemeten. Dit geeft een indicatie van jouw spraakdrempel.

Let op! Er is discussie of de Plomp-test een goede afspiegeling is van de problemen die slechthorenden in de praktijk ervaren. Het zou beter zijn om tests uit te voeren met wisselende ruis: achtergrondlawaai van bijvoorbeeld verkeer, van enkele sprekers, van een groot aantal pratende mensen, soms hard, soms zacht.

Goverts/Speech Reception Treshold-test

Goverts en Festen hebben, aansluitend op de Plomp-test, in 2001 een andere test ontwikkeld. Deze test is gebaseerd op een benadering van de werkelijke luistersituaties waarin slechthorenden problemen ondervinden.

Schuin voor je wordt aan beide kanten een luidspreker opgesteld. Vervolgens hoor je spraakgeluiden. Er wordt afwisselend gewerkt met vrouwen- en mannenstemmen, die vanuit verschillende richtingen te horen zijn en die variëren in intensiteit.

Steeds vaker heeft een audicien(keten) zelf een instrument ontwikkeld om een hoortest af te nemen in een opstelling waarbij ook achtergrondlawaai wordt meegenomen.

Spraakaudiogram

Het spraakaudiogram wordt meestal afgenomen als aanvulling op het toonaudiogram. Bij een spraakaudiogram krijg je via een koptelefoon woordjes van verschillende luidheid te horen. Deze woordjes moet je nazeggen. Degene die de test afneemt, registreert wat je juist of onjuist hebt verstaan. Het spraakaudiogram laat zien in hoeverre je verschillende klanken kunt onderscheiden, bijvoorbeeld het verschil tussen ‘bak’ en ‘wak’. In feite test het spraakaudiogram het verschil tussen horen en verstaan.

Spraakaudiometrie kan ook worden gebruikt voor kinderen met een (ontwikkelings)leeftijd van 2 à 3 jaar. Kinderen jonger dan 5 jaar hoeven de woordjes niet altijd na te zeggen, soms mogen zij ook het bijbehorende plaatje of voorwerp aanwijzen.

De test wordt afgenomen via een koptelefoon. Tijdens de test hoor je eenvoudige woordjes in verschillende geluidssterkten. Deze moet je nazeggen. De gebruikte woorden zijn geselecteerd op basis van wetenschappelijk onderzoek. De resultaten laten zien in hoeverre je kunt verstaan als er geen achtergrondgeluid is.

Een spraakaudiogram wordt meestal gemaakt door de audicien, de kno-arts en/of de audioloog.

Het resultaat van een spraakaudiogram-hoortest wordt genoteerd in een grafiek. Deze grafiek laat zien hoeveel procent spraak je bij verschillende geluidssterktes kunt horen.In het spraakaudiogram kan je zien hoeveel % van de woorden jij kan verstaan bij verschillende geluidsniveaus

Op de horizontale as staat de sterkte van het geluid: nul decibel (dB) betekent vrijwel geen geluid. Hoe verder je in het audiogram naar rechts gaat, hoe hoger het aantal dB, dus hoe harder het geluid. Een gesprek op normaal geluidsniveau wordt gevoerd bij circa 50 dB. Een geluid van 100 dB is heel hard voor iemand met een normaal gehoor.

De verticale as geeft aan hoeveel procent van de woorden je hebt gehoord bij een bepaalde sterkte.

De resultaten van de metingen met jouw rechteroor, linkeroor en/of beide oren worden in de grafiek weergegeven met afzonderlijke lijnen. Deze resultaten worden vergeleken met de normcurve (zie de stippellijn).

Bij geleidingsverlies loopt jouw curve parallel aan de normcurve, maar dan verschoven (zie de lijn die begint bij 40 dB). In dit geval kan iemand in de helft van de gevallen (50%) de woorden verstaan die zijn aangeboden op een geluidssterkte van 50 dB.

Bij perceptief verlies kan deze verschoven curve ook voorkomen, maar daarbij komen ook afwijkende vormen voor.

Hoe hard het geluid ook wordt aangeboden, het komt voor dat iemand nooit 100% van de aangeboden woorden kan verstaan (zie de derde lijn die begint bij 60 dB). In dit geval kan iemand maximaal 70% verstaan. Het verschil (100% – 70%= 30%) wordt het discriminatieverlies genoemd.

De curve helemaal rechts in de grafiek laat zien dat het mogelijk is dat spraakverstaan minder wordt als het geluidsniveau toeneemt. Dat levert een helmvormige curve op. Men spreekt in dit geval van ‘fonemische regressie’ of ‘roll-over’.

Toonaudiogram

Tijdens de test krijg je verschillende piepjes te horen die afwisselend hard, zacht, hoog en laag zijn. Hierbij geef je steeds aan of je het geluidje hoort. Zo wordt vastgesteld hoe hard een bepaald geluid moet zijn wil jij het kunnen horen. Dat is dan jouw hoordrempel.

Voor peuters en kleuters wordt deze test vaak uitgevoerd met behulp van blokjes: steeds als het kind een geluidje hoort, moet het een blokje in het bakje doen (spelaudiometrie). Oudere kinderen mogen hun hand opsteken, ‘ja’ zeggen of op een knop drukken.

Het toonaudiogram wordt afgenomen door de audicien, de kno-arts en/of de audioloog (of de assistent). De test kan op drie manieren worden afgenomen:

  • Je neemt plaats in een geluiddichte kamer. Het toonaudiogram wordt afgenomen via een koptelefoon. Hiermee wordt de luchtgeleiding gemeten.
  • Ook kan een meting worden gedaan waarbij, naast de koptelefoon, een trilblokje achter jouw oor wordt geplaatst. Via het bot direct achter het oor kunnen geluidstrillingen worden overgebracht naar het slakkenhuis en de gehoorzenuw. Dit heet beengeleiding. Met de beengeleidingstest kan worden vastgesteld in hoeverre je tonen van verschillende luidheid en hoogte in het slakkenhuis kunt horen.
  • Ten slotte kan een meting worden gedaan waarbij je door de koptelefoon aan één kant een ruis hoort. Door bijvoorbeeld ruis op het rechteroor te laten horen, wordt voorkomen dat het geluid aangeboden op jouw linkeroor wordt opgevangen door het rechteroor. Dit heet ‘gemaskeerde meting’.

Het resultaat van een toonaudiogram-hoortest wordt genoteerd in een grafiek.

In het toonaudiogram kan je per frequentie zien hoe hard het geluid moet zijn in decibellen wil jij het kunnen horen.

De horizontale as geeft de toonhoogte of frequentie weer. Hierbij staat 125 Hertz (Hz) of 0,125 kHz voor een hele lage toon. Deze lijn staat helemaal links in het audiogram. Hoe verder je in het audiogram naar rechts gaat, hoe hoger het aantal Hz, dus hoe hoger de toon.

De verticale as geeft het niveau of de sterkte van het geluid aan. Hierbij staat 0 decibel (dB) voor een heel zacht geluid. Deze lijn staat helemaal boven in het audiogram. Hoe verder je in het audiogram omlaag gaat, hoe hoger het aantal dB, dus hoe harder het geluid.

De testresultaten van de diverse soorten metingen worden elk met een eigen symbool weergegeven. Er zijn aparte tekens voor het rechteroor en het linkeroor:

  •  = luchtgeleiding linkeroor,  = luchtgeleiding rechteroor,
  •  = beengeleiding linkeroor,  = beengeleiding rechteroor,
  •  = gemaskeerde luchtgeleiding linkeroor,   = gemaskeerde luchtgeleiding rechteroor,
  •  = gemaskeerde beengeleiding linkeroor,  = gemaskeerde beengeleiding rechteroor.

Door de resultaten met elkaar te vergelijken, kan het type gehoorverlies duidelijk worden: geleidingsverlies, perceptief verlies of gemengd verlies.

Om spraak te kunnen horen is het belangrijk dat je de klinkers en medeklinkers kan horen.
Als iemand gewoon praat, liggen de klanken in het gebied dat ook wel de ‘banaan’ wordt genoemd. Door de resultaten van jouw toonaudiogram (de hoordrempels van jouw oren) te vergelijken met deze banaan, zie je in hoeverre je in staat bent om spraak op een normaal niveau te horen en te verstaan. In dit voorbeeld verstaat iemand de klinkers goed, maar heeft moeite met het verstaan van de medeklinkers. En juist de medeklinkers zijn belangrijk om woorden goed te herkennen.

Hoeveel decibel gehoorverlies je hebt, kun je uitrekenen met het zogenaamde Fletcher-high-gemiddelde:  tel de waarden gemeten bij 1000, 2000 en bij 4000 Hz (ofwel gemeten bij 1, 2 en 4 kHz) bij elkaar op en deel deze door 3.

Gehoorverlies is als volgt in te delen:

  • Tussen 0-30 dB: normaal tot licht gehoorverlies.
  • Tussen 30 en 60 dB: licht tot matig gehoorverlies.
  • Tussen 60 en 90 dB: ernstig gehoorverlies.
  • Meer dan 90 dB: zeer ernstig gehoorverlies tot doof.

Voor vergoeding van hoortoestellen hanteren verzekeraars meestal een ondergrens van 35 dB per oor. In het onderwijs bepaalt de 35 dB-grens of een kind in aanmerking komt voor extra financiering vanuit het cluster ‘slechthorenden’. Vanaf 80 dB wordt een kind ingedeeld bij de categorie ‘dove kinderen’. Bij kinderen met een gehoorverlies tussen de 70 en 80 dB is de indeling afhankelijk van het gedrag van het kind.

Tympanometrie

Bij deze hoortest wordt de beweeglijkheid van het trommelvlies en de gehoorbeentjesketen getest met een tympanometer (tympano betekent: middenoor). Tympanometrie wordt ook wel impedantiemetrie genoemd. De beweeglijkheid van het trommelvlies kan onder meer verminderen door een middenoorontsteking, onderdruk of vocht in het middenoor. Tympanometrie is geschikt voor kinderen. Jouw kind hoeft zelf niets te doen, behalve rustig blijven zitten en zo stil mogelijk zijn tijdens de test.

De tympanometer meet of jouw trommelvlies het geluid op een goede, efficiënte manier doorgeeft van de gehoorgang naar het middenoor. Tijdens de test krijgt je een soort dopje in het oor, wordt er wat druk opgebouwd en hoor je een toon. Dit gebeurt in het audiologisch centrum of door de kno-arts.

Visual Speech Mapping

Visual Speech Mapping (VSM) is geen hoortest, maar een meetinstrument waarmee een audicien kan kijken of de afstelling van jouw hoortoestel optimaal is. VSM is een computerprogramma dat geluid omzet in een afbeelding. Daarnaast kan VSM uitgerust worden met een gehoorverliessimulator. Hierdoor kan de audicien meekijken op een scherm en kan hij jouw aanwijzingen over te harde, zachte, scherpe of niet verstaanbare geluiden beter begrijpen.

Op het scherm staan twee blokken: één audiogram voor het rechter oor en één voor het linkeroor. In die audiogrammen wordt jouw gehoorverlies aangegeven door een grafiek. Ook zijn in de audiogrammen de plekken afgebeeld waar normaal gesproken diverse lettergroepen (p,t, k, f, s etc.) hoorbaar zijn. Als er in de ruimte wordt gesproken, zie je op het beeldscherm allemaal lijntjes ritmisch heen en weer bewegen. Die geven de sterkte van het geluid aan. Bij zachte spraak raken de ritmische lijntjes niet de grafiek die jouw gehoorverlies aangeeft. Wordt er harder gesproken, dan zie je de lijntjes aan de lage tonenkant wel jouw grafiek overschrijden, maar niet op de plekken waar letters als ‘s’ en ’t’ hoorbaar moeten zijn. Een aantoonbaar bewijs dat je weliswaar iets hoort, maar nog niet goed kunt verstaan.

Vind je met jouw hoortoestel in veel geluiden te scherp klinken? De audicien kan dan de instelling aanpassen, maar ook zichtbaar maken dat dit gevolgen kan hebben voor het verstaan van bepaalde klanken of letters. Samen kunt je zo zoeken naar een optimale balans tussen prettig geluid an de ene kant en het verstaan van spraak aan de andere kant. Het afstellen van een hoortoestel is echt maatwerk.

Door de simulator kan jouw goed horende partner of jouw vader, moeder of kind zelf ervaren hoe jouw gehoorverlies klinkt. Niet alleen de spraak kan worden weergegeven, maar ook allerlei omgevingsgeluiden. Als je een CD van thuis meeneemt kan iemand zelf ervaren hoe muziek voor jou klinkt. Jouw omgeving kan ook het verschil merken tussen wat je zonder en met hoortoestellen hoort en wat het effect is van sommige eigenschappen van jouw hoortoestel zoals ruisonderdrukking of diverse luisterprogramma’s.

Vrije veldmeting spraakverstaan

Als een audicien een indruk wil krijgen van het effect van jouw hoortoestel op jouw spraakverstaan, dan kan die een zogenoemde ‘vrije veldmeting spraakverstaan’ doen. Deze test is vergelijkbaar met die van het spraakaudiogram, alleen wordt er een luidspreker in plaats van een koptelefoon gebruikt om het geluid hoorbaar te maken. Het gebruik van een koptelefoon levert namelijk onbetrouwbare resultaten op, onder meer door het ‘fluiten’ van jouw hoortoestel. Een ander verschil met het spraakaudiogram is dat de woorden op één geluidssterkte worden aangeboden, in plaats van op wisselende sterkten.

Vanuit een luidspreker krijg je telkens woorden van één lettergreep aangeboden. Je moet deze woorden herhalen. De audicien noteert welke klinkers en/of medeklinkers je hebt gemist of foutief herhaald. Vervolgens wordt een berekening gemaakt waarbij jouw spraakverstaan wordt uitgedrukt in een percentage.

Vrije veldmeting toondrempel

Vrije veldmeting toondrempel is een hoortest speciaal voor kinderen van 6 tot 36 maanden. Deze test wordt afgenomen zonder koptelefoon, vandaar de benaming ‘vrije veld’. Deze test meet de reactiedrempel van jouw baby of peuter. Deze reactiedrempel is meestal harder dan de gehoordrempel, omdat kinderen niet reageren op hele zachte geluiden. Daarmee wordt rekening gehouden.

De Ewing-test is een voorbeeld van een vrije veldmeting toondrempel. Een andere test is de visuele beloningsaudiometrie of Visual Reinforcement Audiometry (VRA). Deze laat kinderen reageren op geluiden en beloont ze bovendien met een plaatje.

De tests worden uitgevoerd in het audiologisch centrum. Jouw kind zit bij je op schoot tussen twee luidsprekers. Via deze boxen worden afwisselend links en rechts geluidjes van verschillende toonhoogte en luidheid aangeboden. Het is de bedoeling dat jouw kind het hoofd steeds naar de kant van het geluid draait. Gebeurt dit op het  juiste moment, dan ziet het bij een VRA steeds iets moois – bijvoorbeeld een plaatje op een monitor, een tekenfilmfragment of een poppetje dat oplicht – als ‘beloning’ en stimulans.

Meer informatie: RIVM info gehoorscreening bij pasgeborenen »